Circulair bouwen | Definities

Wat is biobased bouwen?

Biobased bouwmaterialen zijn bouwmaterialen gemaakt van dierlijk materiaal of van schimmels, planten, bacteriën die ecologisch verantwoord geteeld, geoogst, gebruikt en hergebruikt worden. Deze definitie is afgestemd met de City Deal Circulair en Conceptueel Bouwen.

Deze biobased materialen zijn (in de levenscyclus van het materiaal):

  • afkomstig van een regeneratieve teelt die de ecologisch gezonde condities van de oogstlocatie waarborgt, nu en later
  • gemaakt van grondstoffen uit de levende natuur die na een oogst terug groeien binnen 100 jaar
  • geen abiotsche grondstoffen uit geologische formaties, zoals zand en klei
  • later herbruikbaar als grondstof in een nieuw bouwmateriaal of in de natuur

In een biobased gebouw wordt CO2 opgeslagen in biobased bouwmaterialen, langdurig opgeslagen in het bouwmateriaal. Het is essentieel dat het duurzaam (bos-)beheer betreft, waarbij nieuwe teelt wordt toegevoegd na het oogsten. Bron: 2024 College van Rijksbouwmeester en Rijksadviseurs

BENG

Bijna Energieneutrale Gebouwen (BENG) omvat de energieprestatie-eisen voor nieuwe gebouwen in Nederland. De gebruikte bepalingsmethode is NTA 8800. De BENG-eisen vervangen de EPC. De energieprestatie bij BENG wordt bepaald aan de hand van drie individueel te behalen eisen:

  1. De maximale energiebehoefte in kWh per m2 gebruiksoppervlak per jaar (kWh/m2/jr)
  2. Het maximale primair fossiel energiegebruik, eveneens in kWh per m2 gebruiksoppervlak per jaar (kWh/m2/jr)
  3. Het minimale aandeel hernieuwbare energie in procenten (%)

EPC

De energieprestatiecoëfficiënt drukt de energetische prestatie van een woning uit. Dit betreft de operationele energie, de materiaalgebonden energie is hierbij niet inbegrepen.

Een waarde van 1 staat gelijk aan hoe een gemiddelde woning in 1990 presteerde. Een woning met een EPC-waarde van 0,4 verbruikt dus veertig procent van de energie wat eenzelfde woning in 1990 verbruikt zou hebben. Per 1 januari 2021 is EPC vervangen door BENG.

LCA

De uitstoot van materialen wordt berekend door middel van een levenscyclusanalyse (LCA). Een levenscyclusanalyse van een product kijkt naar alle uitstoot die een product veroorzaakt heeft van ‘cradle-to-cradle’, waarbij een afgeschreven product kan worden hergebruikt of als grondstof kan dienen voor een nieuw product

De resultaten van een LCA van een product kunnen worden geregistreerd in een Environmental Product Declaration (EPD).

MKI

De Milieu Kosten Indicator (MKI) geeft de milieueffecten van een materiaal, product of bouwwerk weer. Deze milieueffecten (meerdere getallen met verschillende eenheden) zijn om te rekenen tot één integraal getal: de milieukosten, uitgedrukt in euros. Deze milieukosten worden ook wel de schaduwkosten genoemd.

 

NMD

De Nationale Milieudatabase (NMD) bevat alle EPD’s die beschikbaar zijn in Nederland. Deze database wordt beheerd door Stichting NMD. Om een bouwproduct in de NMD opgenomen te laten worden, moet aan de volgende eisen worden voldaan:

  • De levenscyclusanalyse voor het opstellen van de EPD moet door een Stichting NMD erkende LCA-deskundige uitgevoerd worden.
  • Er moet een jaarlijkse bijdrage worden betaald om de EPD in de NMD op te nemen.

EPD

De fabrikant is verantwoordelijk voor het opstellen van een EPD van zijn producten. Dit is echter niet verplicht. Een EPD bevat alle informatie en details over de milieu-impact over de gehele levensloop van een product volgens norm EN 15804+A2.

Door middel van de MKI kunnen verschillende producten met elkaar vergeleken worden.

EPD’s bieden geverifieerde datasets die worden gebruikt om de ecobalans van het gebouw te creëren. Daarom worden de Type III milieuproductverklaringen, d.w.z. EPD’s, gebruikt bij het plannen van duurzame gebouwen en bij het evalueren van hun duurzaamheid vanuit ecologisch oogpunt.

MPG

Sinds 2013 moet voor elke nieuwbouwvergunning die in Nederland wordt aangevraagd een Mileu Prestatie Gebouwen (MPG) berekening worden ingediend.

  • Door middel van een rekenprogramma kunnen de hoeveelheid bouwmaterialen van het project vermenigvuldigd worden met de milieu-impact zoals deze berekend is in de EPD.
  • De totale milieukosten van het gebouw (MKI) worden gedeeld door het brutovloeroppervlak (BVO) en de geschatte levensduur van het gebouw, waardoor de zogenaamde schaduwkosten van het gebouw bepaald worden in euro/m2/jaar.
  • Sinds 1 juli 2021 moet de MPG-waarde van nieuwbouw onder 0,8 zijn om een bouwvergunning aan te kunnen vragen.
  • De MPG kan gebruikt worden om de milieu-impact van verschillende gebouwen te vergelijken. De operationele emissies worden hierin niet meegerekend.

Circulair bouwen

Circulair bouwen betekent het ontwikkelen, gebruiken en hergebruiken van gebouwen, gebieden en infrastructuur, zonder natuurlijke hulpbronnen onnodig uit te putten, de leefomgeving te vervuilen en ecosystemen aan te tasten. Bouwen op een wijze die economisch verantwoord is en bijdraagt aan het welzijn van mens en dier. Hier en daar, nu en later.

Bron: Transitieagenda Circulaire Bouweconomie

Criteria voor biobased bouwmaterialen

Biobased bouwmateriaal is materiaal dat voor minimaal 70% uit hernieuwbare massa bestaat, bepaald volgens de EN16575:2014.

Bron: Building Balance Nationale Aanpak Biobased Bouwen (NABB)

Noot

Deze definitie zal gaandeweg aangescherpt worden door het aandeel hernieuwbare
massa te vergroten. Idealiter zijn de biobased bouwmaterialen later herbruikbaar als
grondstof in een nieuw bouwmateriaal of in de natuur, wanneer ze vrijkomen bij een
sloop, demontage of renovatie. Het is essentieel om biobased materialen dusdanig
zuiver te houden dat ze geen milieubelasting vormen als ze (eventueel) terug worden
gebracht in de natuur.

Nationale Aanpak Circulaire Economie van Ministerie I&W

Nationaal Programma Circulaire Economie | 2023 – 2030 (circulairebouweconomie.nl)

Gebruikt deze definitie:

In een circulaire economie zijn vrijwel alleen herbruikbare primaire, secundaire en duurzame biogrondsto­ffen in omloop. Producten worden binnen gesloten kringlopen geproduceerd, gedistribueerd en geconsumeerd. Zodoende wordt de waarde van grondsto­ffen, materialen en producten zo lang mogelijk behouden, waardoor er bijna geen afval meer is.

En deze strategie:

Er zijn vier ‘knoppen’ waar met circulaire-economiebeleid aan gedraaid kan worden om ons grondsto­ffengebruik meer circulair te maken. De maatregelen in het NPCE zijn daarop gericht.

  1. Vermindering van grondstoff­engebruik: minder (primaire) grondstoff­en gebruiken door af te zien van het produceren of kopen van producten, deze te delen of ze eciën[1]ter te maken (‘narrow the loop‘).In het NPCE is bijvoorbeeld de ambitie geformuleerd dat de Nederlandse overheden veel meer circulair gaan inkopen. Van bureaus en stoelen tot wegen en waterwerken.

     

  2. Substitutie van grondstoff­en: primaire grondsto­ffen vervangen door secundaire grondsto­ffen en duurzame biogrondstoff­en die zo hoogwaardig mogelijk toegepast worden, of door andere, meer algemeen beschikbare grondsto­ffen met een lagere milieudruk.
  3. Levensduurverlenging: producten en onderdelen langer en intensiever gebruiken door hergebruik en reparatie. Dit vertraagt de vraag naar nieuwe grondsto­ffen (‘slow the loop’).
  4. Hoogwaardige verwerking: de kringloop sluiten door recycling van materialen en grondsto­ffen, zodat er minder afval wordt verbrand of gestort én er meer hoogwaardig aanbod van secundaire grondsto­ffen ontstaat (’close the loop’).

Voor de bouw zijn focusgroepen:

  • Bouw: woningen; kantoren en bedrijfshallen
  • Infra: betonnen viaducten en bruggen; wegverharding

Carbon Credits

Een Carbon Credit, ook wel Koolstof Certificaat, Carbon Removal Credit, Carbon Offset, of Voluntary Emission Reduction (VER) of emissierechten genoemd, is een verhandelbaar certificaat van verifieerbare en meetbare CO2 compensatie van officiële klimaatbeschermingsprojecten.

Deze projecten verminderen, verwijderen of vermijden de uitstoot van broeikasgassen en brengen daarnaast ook veel andere positieve ontwikkelingen met zich mee. Bijvoorbeeld zinvolle werkgelegenheid, bevordering van biodiversiteit, bescherming van ecosystemen, of een vermindering van het gebruik van fossiele brandstoffen. Carbon Credits vertegenwoordigen een geldwaarde (prijzen varieren van 4 tot 300 euro per stuk) worden uitgegeven door onafhankelijke partijen en worden pas gecreëerd wanneer 1000 kg CO2 verminderd, verwijderd of vermeden is. Nadat een organisatie of individu een CO2 credit heeft gekocht, wordt het permanent afgeboekt zodat het niet nog een keer gebruikt kan worden.

De provincie Utrecht voerde in 2023 een interne rekenprijs van (minimaal) €875 per ton CO2-uitstoot in. Dit om de wereldwijde maatschappelijke kosten van klimaatverandering adequaat mee te wegen in beleidsafwegingen in de provincie.